Eenvoudige webversie
Page 65 - De bloei voorbij 3
P. 65


Ik ben ook nooit een tuinier geweest. Geen behoefte in aarde te wroeten, zaadjes te planten, struiken te verpoten of bomen te snoeien. De meeste woningen die ik na die oerwoning heb bewoond hadden geen tuin, met uitzondering van een deerniswekkend rijtjeshuis in Roodeschool, waar mensen anonieme brieven in de bus gooiden om zich te beklagen over de conditie van de voortuin, die ‘de wijk zo’n armoedige uitstraling gaf’. Minachting voor je tuin werd er opgevat als minachting voor je buren, en in het verlengde daarvan: voor de maatschappelijke orde. Ik voelde inderdaad minachting voor al die dingen.

    Maar nu ik ouder ben, zoek ik alsnog naar woorden. Misschien omdat ik zonder als schrijver landschappen nooit echt voor lezers kan oproepen. Misschien omdat ik de natuurlijke wereld beter wíl waarnemen. Kijkend naar de foto’s van Ton Broekhuis voel ik een diepe behoefte de ervaring in woorden te vatten, zo suggestief, poétisch en gedetailleerd mogelijk, passend bij de geconcentreerde blik waarmee Ton naar zijn eigen tuin heeft gekeken. Naar de stadia van verval, de kleurenpracht, naar blad en ei, naar facetogen en verenpracht, naar stampers en zaaddozen, naar de huid van de wereld en alles waarmee die huid gestoffeerd is. Hoe bepaalde planten (maar welke?) krullen als schaafsel, als sierlint rond een cadeau, hoe de kleuren van een dood kuiken zich echoén in de paarsblauwe papyrus van een uitgeleefde bloem, de aderen op een blad, het roodroze lichaam van een rups die evengoed een stuk fruit had kunnen zijn. Ik zoek naar woorden en schiet tekort, maar hoe meer woorden ik vind, hoe minder ik tekort zal schieten.

    En misschien zoek ik ook naar een duidelijkere taal omdat de tijd om die taal vraagt, als tegenwicht voor de verschraling. Tons werk laat ons zien hoevéél natuur er op de vierkante meter mogelijk is. Wat een contrast met de doodvermoeide monocultuur waarmee Nederland in toenemende mate is geplamuurd! Alsof we onze grond geasfalteerd hebben in raaigrasgroen. Die monocultuur vraagt maar weinig woorden van ons, en ik vrees dat we ook in dat landschap zijn gaan berusten bij gebrek aan woorden voor andersoortig landschap. Niet alleen het landschap is verdwenen, de taal voor dat landschap is verdwenen. We zijn afgestompt en verstomd, beetje bij beetje blind geworden voor de veel rijkere wereld die mogelijk is. Laat dit boek onze ogen weer een beetje openen. En ons de woorden weer in de mond leggen.

   63   64   65   66   67