Page 117 - Tegendraads
P. 117
onderbrengen, waarvan de vaste opstelling bij een overstroming net onder water was gelopen.
Op een gegeven moment viel het mij op dat ik meer dan gemiddeld werd uitgenodigd door Van Twist om ergens een hapje te eten. Bij het derde of vierde etentje zei hij mij dat ik de donderdag daarop om 11 uur bij het Groninger Museum moest zijn. ‘Waarom?’, vroeg ik. ‘Het wordt leuk, Ton! Kom nou maar’, was zijn antwoord. Daar zat Kees met John Loose, directeur van de SBK, de Stichting Beeldende Kunst in Amsterdam. Loose had ooit voor één gulden de kunstuitleen in Amsterdam aangekocht en gecommercialiseerd. Nu wilde hij ‘groter groeien’ en daar had Noorderlicht een belangrijke rol in door samen te gaan met het Spaarnestad Fotoarchief, want dat kon hij ook voor een gulden kopen. Samen zouden we de etalage van het Groninger Forum worden.
Het gesprek wilde maar niet vlotten. Kees moest weg en stelde voor een uur later weer samen te komen. Ik zei tegen Kees dat ik dit een toonbeeld van machogedrag vond en dat het alleen maar om geld leek te gaan. Ook zei ik hem dat het mij was opgevallen dat de SBK-directeur het geen moment over Noorderlicht had gehad, behalve de wens het te willen hebben. Toen haalde Kees John Loose weer op, die onmiddellijk de loftrompet over Noorderlicht en het Spaarnestad Fotoarchief begon af te steken: een unieke combinatie voor het Groninger Forum. Bovendien had Noorderlicht ervaring met digitalisering en het Spaarnestad Fotoarchief niet.
In het tweede deel van het gesprek was ik waarschijnlijk met mijn armen over elkaar heen gaan zitten, waarop Kees opmerkte dat ik wel erg in het defensief zat. Toen achtte ik mijn tijd rijp en deelde de heren mee dat er vanuit Noorderlicht geen belangstelling was en dat ik dit voor alle zekerheid nog bij het bestuur neer zou leggen. Wanneer die een andere mening was toegedaan zouden ze dat wel horen. Kees legde een arm om mij heen en zei: ‘Ik begrijp je wel. Jij schrikt hiervan, want jij zou immers directeur worden van een grote instelling. Maar wij staan achter je en zullen je de eerste jaren dekken, hoor!’
Ik was aangedaan. Ik kreeg hier een kijk in een wereld die niet de mijne is. Ik zal dat moment nooit vergeten. Vol verbijstering deed ik op kantoor verslag en ben afgereden naar huis, waar ik het verhaal aan mijn partner vertelde.
Zij bleek de voorzitster van het Spaarnestad Fotoarchief goed te kennen. Toen ik die aan de telefoon had bleek zij van niets te weten. Zij reageerde furieus en noemde de mannen een stel kunstcowboys. Twee weken later ontdekte ik dat er bij Hans Gerritsen, de toenmalige gedeputeerde cultuur, reeds een subsidieaanvraag binnen was gekomen voor twaalf arbeidsplekken voor mensen die het Spaarnestad archief zouden gaan digitaliseren in het nieuwe depot van het Groninger museum te Hoogkerk. De wethouder, noch het Spaarnestad Fotoarchief zelf, wisten ervan. Uiteindelijk is het niet doorgegaan
| 115