Page 62 - De bloei voorbij
P. 62
60 | De Friese editie “Er was een moment dat Noorderlicht met een dilemma stoeide: doen we de manifestatie jaarlijks of tweejaarlijks? De stad had de voorkeur voor een tweejaarlijks festival. Dus of we moesten een ander plek vinden of de manifestatie zou een biënnale moeten blijven. Bij het Princessehof in Leeuwarden, een lokaal museum over keramiek binnen het Rijksbestel, werkte in die tijd conservator Allard Hidding, die een keer per jaar een tentoonstelling in huis haalde van wereldberoemde fotografen zoals André Kertész en W. Eugene Smith. Dat soort tentoonstellingen verwachtte je eerder in Amsterdam, maar daar waren toentertijd geen fotopodia Wij hadden al een tijd contact en zagen kansen voor een tweejaarlijks Noorderlicht in het Fries Museum, toen Wim van Krimpen er directeur en daarmee ook van het Princessehof werd. Hij werd enthousiast over een Friese editie van de manifestatie. Het was een enthousiasme dat ik vanuit het toenmalige Groningen niet kende. Vervolgens toog ik met de toezegging van Van Krimpen in mijn kontzak met voorzitter Klaas Swaak naar de gedeputeerde van de provincie, Bertus Mulder. We wisten allebei dat Mulder, geboren in Weststellingwerf, geen grote vriend van Groningen was. Klaas en ik hadden afgesproken dat we aan een oorlel zouden trekken wanneer het gesprek dreigde fout te lopen en dat we er dan een eind aan zouden breien. De gedeputeerde stak uitgebreid van wal over het Herenakkoord dat in 1989 door het Rijk was afgesloten met de provincies Groningen en Friesland. De relatie tussen beide provincies was behoorlijk bekoeld, de Friezen verweten Groningen zich niet aan dat akkoord te houden 70. Dit relaas blokkeerde het gesprek en de hand van Klaas ging al naar zijn oorlel. Ik heb mij toen verheven en met luide stem tegen Mulder gezegd: ‘Maakt het u wat uit dat de directeur van Noorderlicht al tien jaar in Weststellingwerf woont?’ Mulder veranderde van gedrag en zijn beleidsmedewerker Mark Stuijt begon te glimlachen. DERDE AkTE ETkA EDRED